Iran laat kans op verzoening met Amerika nog even liggen

  Sepehr Joussefi

De recente aanslagen in New York en Washington hebben onder meer geresulteerd in een nieuwe bipolaire machtsverdeling binnen de wereldgemeenschap. De woorden van president Bush laten geen ruimte voor een derde weg: staten zijn met de VS of voorstander van internationaal terrorisme. In dit artikel wordt bestudeerd welke positie de Islamitische Republiek Iran binnen deze nieuw gecreëerde wereldorde inneemt.

Steun uit onverwachte hoek

Aanvankelijk leek het erop dat Iran haar imago als steunpilaar van het terrorisme uiteindelijk na meer dan twee decennia zou kunnen doorbreken. Tegen internationale verwachtingen in heeft het Iraanse regime en zelfs de aartsconservatieven van het staatssysteem, waaronder geestelijk leider Ayatollah Khamenei, de terroristische aanslagen in de VS niet uitsluitend betreurd maar ook met klem veroordeeld. Als gevolg daarvan werden er voor het eerst na de Islamitische Revolutie van 1979 geen anti-Amerikaanse leuzen geroepen tijdens het vrijdaggebed. De burgemeester van Teheran betuigde zijn medeleven door een condoleancebrief te sturen naar burgemeester Giuliani van New York. Daarbij benadrukte de Iraanse overheid dat ook Iran herhaaldelijk het slachtoffer is geweest van terroristische aanslagen gepleegd door onder andere de Iraanse gewapende oppositiepartij Mujahedin, die tevens door de VS als terroristische organisatie wordt aangemerkt. Daarenboven ziet deze organisatie zich gesteund door een van Amerika's grootste vijanden, Saddam Hussein. In een poging Iran voor de pro-Amerikaanse coalitie te winnen, reisde de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, Jack Straw, na een 'vruchtbaar' telefoongesprek tussen Khatami en Tony Blair, op 24 september naar Teheran als bemiddelaar tussen de VS en Iran. Dit was het eerste bezoek van een Engelse staatsman op zo'n hoog politiek niveau sinds de Islamitische Revolutie. Dit bezoek werd gevolgd door een Europese delegatie onder leiding van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel.

Indien Iran zich inderdaad bij de coalitie had aangesloten, zouden ten miste de Amerikaanse sancties tegen Iran zijn opgeheven. Dit samenwerkingsverband leek realiseerbaar aangezien beide staten de Taliban nog liever vandaag dan morgen zien verdwijnen. Met argusogen heeft het shi'itisch georiënteerde Iran de laatste jaren het etnische en radicaal sunnitische Talibanbeleid gevolgd, waaronder met name de massaslachtingen onder de Afghaanse shi'itische burgerbevolking die gepaard gingen met de moord op 10 Iraanse diplomaten tijdens de overname van Mazar-e Sharif in augustus 1998, hetgeen bijna in een oorlog tussen Iran en de Taliban was geëscaleerd. Voorts menen de Iraanse machthebbers dat een machtswisseling in Afghanistan een oplossing kan bieden voor de aanzienlijke drugsproblematiek waarmee zij zich de laatste jaren in toenemende mate geconfronteerd zien. Zoals bekend is Afghanistan de grootste opiumleverancier van de wereld en vindt de export daarvan voor een belangrijk deel via de Iraanse grens plaats, die ondanks intensieve controle uiterst poreus is. Als gevolg van deze illegale handel kampt Iran op dit moment met bijna 3 miljoen drugsverslaafden. De immens lange grenslijn tussen beide landen, heeft bovendien geresulteerd in een zeer grote vluchtelingenstroom naar Iran. Deze vluchtelingenpopulatie betreft momenteel ongeveer 2 miljoen Afghanen en neemt na de Amerikaanse aanvallen dagelijks in aantal toe.

Van de andere kant heeft Washington de Iraanse steun nodig bij de strijd tegen de Taliban omdat Iran als gezaghebbende islamitische staat met aanzienlijke militaire capaciteiten een onbetwistbare machtspositie bekleedt in de regio. Bovendien beslaat de grens van Iran met Afghanistan 900 km en beschikt het Iraanse regime, vooral dankzij haar steun aan de Noordelijke Alliantie in Afghanistan, over belangrijke informatie over zowel militaire bases als politieke machtscentra van de Taliban en de schuilplaatsen van Bin Laden die voor Washington van fundamenteel belang zijn.

Meningsverschillen als struikelblok

Hoewel de Iraanse autoriteiten eensgezind de aanslagen in de VS hebben veroordeeld en evenals de VS gebaat waren en zijn bij een fundamentele machtswisseling in Afghanistan, was het van begin af aan onduidelijk welke koers Iran verder zou varen. De VS hadden de wereldgemeenschap heel duidelijk voor twee opties gesteld en daarmee andere wegen geblokkeerd. Voor de Iraanse hervormingsgezinden vormde deze 'patstelling' van begin af aan een ernstig dilemma aangezien zij enerzijds bereid waren samen te werken in de internationale strijd tegen de terroristen, maar zij anderzijds de Iraanse conservatieven niet voor het hoofd wilden stoten door plotseling een pact met de 'Grote Satan' te sluiten.

President Khatami benadrukte dan ook meerdere malen dat deze strijd onder de vlag van de Verenigde Naties gevoerd diende te worden en niet onder leiding van de Verenigde Staten. Washington was echter tot geen enkel compromis bereid met als gevolg dat Khatami na het begin van de aanvallen op Afghanistan op de achtergrond verdween en Khamenei, die tot dat moment achter de schermen was gebleven met harde taal op het toneel verscheen. Khamenei, die in tegenstelling tot Khatami, geen pragmaticus is en zich vooral laat leiden door ideologische denkbeelden, veroordeelde in scherpe bewoordingen de Amerikaanse aanvallen op Afghanistan. Hij benadrukte dat Iran nooit en te nimmer deel zal nemen aan een coalitie onder leiding van de VS die de Palestijnse en Libanese vrijheidsstrijders als terroristen betitelen. Hij veroordeelde elke toenadering tot de VS als verraad aan Khomeini's idealen en de fundamenten van de Islamitische Republiek. Hij is ervan overtuigd dat de aanslagen het logische resultaat zijn van de 'Amerikaanse expansiepolitiek' in de wereld, alsmede de Amerikaanse steun aan het zionisme. Als de VS afstand zouden nemen van dit beleid en zich zouden beperken tot hun interne aangelegenheden, zouden deze incidenten ook niet plaatsvinden. Khatami koos in deze situatie een derde weg door zich enerzijds op diplomatieke wijze te distantiëren van deze onomwonden uitlatingen van de geestelijk leider en door anderzijds de Amerikaanse aanvallen niet expliciet te veroordelen. Wel benadrukte hij dat een militaire aanval geen oplossing biedt en slecht onschuldige slachtoffers maakt, waardoor de haat jegens de VS binnen de wereldgemeenschap alleen zal toenemen. Voorts veroordeelde hij expliciet Bin Laden en stelde dat deze de islam misbruikte als middel om zijn eigen politieke doeleinden te bereiken.

Het hervormingsgezinde parlement, dat een speciale commissie in het leven had geroepen om deze crisis aan te pakken, vroeg Khatami en zijn kabinet een actiever beleid te voeren en niet langer een afwachtende houding aan te nemen. Daarenboven werd Khatami zowel nationaal als internationaal onder druk gezet dat hij als bedenker van de 'dialoog tussen beschavingen' juist nu actief moest optreden om te vermijden dat de 'oorlog' tegen het terrorisme als 'oorlog' tussen de islam en het westen opgevat zou worden. Daarop verzekerde Khatami dat hij een actievere rol zou aannemen en gaf daarmee impliciet toe dat hij een tijdje op de achtergrond was gebleven.

Voorgaande laat zien dat er geen sprake was van een centrale besluitvorming over de wijze waarop de autoriteiten met deze situatie om dienden te gaan.

Ondanks de verschillende wijze waarop conservatieven en hervormingsgezinden met de crisis omgaan, koesteren beide partijen ook gezamenlijke belangen om geen deel van de pro-Amerikaanse coalitie uit te maken. In de eerste plaats vrezen beide dat de VS na de aanvallen op de Taliban en een eventuele arrestatie van Bin Laden in de regio zullen blijven, waardoor Iran in een isolement terecht dreigt te komen. Deze vrees wordt gevoed door de Amerikaanse militaire aanwezigheid in de Perzische Golf, Turkije, Pakistan, enkele Centraal Aziatische republieken en de no-flyzones in Irak. Daarnaast oefenen de VS grote economische invloed uit binnen de Kaukasus. Een dergelijk isolement verstoort de regionale machtsverhouding, waaronder de politiek-strategische driehoek die Iran samen met Rusland en China vormt. De Amerikaanse sancties tegen Iran hebben er namelijk toe geleid dat Iran in toenemende mate toenadering heeft gezocht tot Rusland en China. Het recente bezoek van de Iraanse minister van Defensie, Ali Shamkhani, aan Rusland was onder andere bedoeld een gezamenlijke strategie te bedenken hoe met deze delicate ontwikkelingen om te gaan. Beide staten hebben tijdens deze officiële ontmoeting een defensieovereenkomst gesloten en zijn daarnaast met elkaar overeengekomen de politieke en militaire steun aan de Afghaanse Noordelijke Alliantie te intensiveren. De Noordelijke Alliantie is grotendeel opgemaakt uit Perzischtalige etnische groeperingen, waaronder shi'iten. Een tweede reden voor Iran om buiten de coalitie te blijven houdt verband met het vermoeden dat Teheran geen groot voorstander is van politieke stabiliteit in Afghanistan, aangezien Iran juist tracht te bewijzen de enige veilige en rendabele toegangspoort tot het olie- en gasrijke Centraal-Azië te zijn. Iran probeert dan ook de toegang tot deze grondstoffen via Afghanistan en Pakistan te dwarsbomen. Om die reden heeft Teheran er baat bij als de situatie in Kabul in zekere mate in rep en roer blijft.

Bovenstaande factoren in combinatie met enerzijds de radicale opstelling van Khamenei en anderzijds de inflexibele houding van de VS, maakten dat de Iraanse bevolking op 12 oktober van bovenaf gemobiliseerd werd om, uitgerust met de alom bekende retorische anti-Amerikaanse leuzen, wederom de straat op te gaan. Noemenswaardig is in dit bestek dat de Iraanse bevolking niet zoals in veel andere landen spontaan de straat opging om de Amerikaanse aanvallen op Afghanistan te veroordelen. Wel was de bevolking direct na de aanslagen in de VS spontaan de straten opgegaan om met kaarsen in de hand hun medeleven aan de nabestaanden van de slachtoffers te betuigen. Het feit dat hun motto tijdens deze demonstratie 'dood aan terrorisme' was, impliceert dat zij niet alleen degenen veroordeelden die verantwoordelijk waren voor de aanslagen, maar tevens het autoritaire en repressieve staatsbeleid van de aartsconservatieven, die in hun ogen Iraanse dissidenten in binnen- en buitenland terroriseren. Daarom greep de politie ook in toen de demonstratie een massaal karakter begon aan te nemen. Dit terwijl de autoriteiten de aanslagen eensgezind hadden veroordeeld en er geen aanleiding was de demonstranten aan te pakken.

Iraanse pers tussen wal en schip

Iraanse hervormingsgezinde journalisten zien zich in deze situatie geconfronteerd met een dilemma. Zij beseffen heel goed dat zij zich problemen op de hals halen door in de kranten openlijk te propageren voor Iraanse deelname aan de pro-Amerikaanse coalitie, hetgeen voor conservatief Iran een onbespreekbaar taboe is. Door daaraan te torren, riskeren zij door de conservatieven onder vuur te worden genomen. Als gevolg daarvan hebben zij zich in verband met deze crisis vanaf 11 september opvallend behoedzaam opgesteld om zich niet door de conservatieve juridische macht in het harnas te laten jagen bij wie zij toch al een doorn in het oog zijn. De coup tegen de hervormingsgezinde kranten in het jaar 2000 ligt nog vers in hun geheugen waardoor zij zich uit vrees voor hun bestaan gedwongen voelen mildere politieke uitlatingen te doen en geen expliciete kritiek te leveren. Wel hebben zij de autoriteiten gewaarschuwd dat elke ondoordachte beslissing in deze gespannen situatie verstrekkende consequenties zal hebben voor de toekomst en de nationale belangen van Iran. In dit kader hebben zij hun kritische mantel verruild voor die van overheidsadviseur. Door de regels door laten zij echter wel hun ontevredenheid met de gang van zaken en de opstelling van het systeem doorschemeren. Voor de meeste pro-Khatami kranten is op dit moment elke kritiek op Khatami een aantasting van zijn legitimiteit en populariteit waardoor zij hem niet direct bekritiseren. Khatami en zijn achterban zijn juist in deze kritische toestand kwetsbaar ten opzichte van de conservatieve krachten die elke gelegenheid aangrijpen om de president in de rug te vallen. Iraanse hervormingsgezinde journalisten en dissidenten zijn ervan overtuigd dat conservatief Iran niet flexibel genoeg is om haar beleid ten aanzien van de VS grondig te herzien waardoor zij de hoop koesterden dat Iran ten minste een neutrale houding zou aannemen, zoals het ook tijdens de Perzische Golfoorlog had gedaan. Door de woorden van Khamenei is deze hoop nu echter vervlogen. Bovendien heeft de recente geschiedenis uitgewezen dat de conservatieve krachten, waaronder Khamenei, vooral dankzij de politieke wrijvingen en onrust in staat zijn geweest hun macht te consolideren en te behouden. Om die reden grijpen zij elk conflict aan om georganiseerde acties tegen de hervormingen van Khatami te voeren, die zij als een serieuze bedreiging voor hun machtspositie beschouwen.

Het laatste nieuws dat waarschijnlijk 7 personen die op de Amerikaanse lijst van 22 internationaal gezochte terroristen in Iran woonachtig zijn, zal de broze hervormingen van Khatami niet ten goede komen. Bovendien heeft het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties na 11 september een rapport gepubliceerd waarin de mensenrechten situatie onder Khatami wordt veroordeeld. Deze twee berichten kunnen eventueel tot gevolg hebben dat de conservatieven radicaliseren en tegelijkertijd trachten te bewijzen dat het westen de vijandige houding ten opzichte van Iran, ondanks de hervormingen van Khatami, blijven voortzetten. Zo kunnen Khatami en zijn achterban gemarginaliseerd worden en kan de aanvankelijke hoop dat de aanslagen in de VS een doorbraak zouden betekenen in de betrekkingen tussen Teheran en Washington omslaan in een escalatie van de onderlinge vijandige relatie.

De machtsrelatie tussen Washington en Teheran had in 1980 een dieptepunt bereikt nadat de Amerikaanse ambassade in Teheran was bezet en het personeel in gijzeling was genomen. De VS die onvoorwaardelijk achter Mohammad Reza Shah stonden, werden na de Islamitische Revolutie door de charismatische geestelijk leider Ayatollah Khomeini als de 'Grote Satan' en hun ambassade als het 'spionagenest' betiteld. Het anti-amerikanisme werd één van de fundamenten van het islamitische regime en de leuze "dood aan Amerika" werd nergens vaker geproclameerd dan in Iran. Na de dood van Khomeini in 1989 zijn de scherpe kanten van dit beleid eraf geslepen, vooral de verkiezingsoverwinning van Khatami in 1997 bleek een keerpunt te zijn in de relatie tussen Iran en de VS. Het semi-liberale hervormingsprogramma en het flexibele buitenlandse beleid van Khatami om politieke wrijvingen te voorkomen en het land uit het politiek-economische isolement te halen, hebben ertoe geleid dat Washington de betrekkingen met Teheran heel voorzichtig begon te herzien. Zo hebben de VS onder het presidentschap van Bill Clinton het economische embargo tegen Iran versoepeld door de Iraanse export van tapijten en pistaches naar de VS toe te staan. De Iraanse economie heeft zeer geleden onder dit embargo dat grootschalige investeringen in de Iraanse economie en vooral olie-installaties blijven blokkeren. Deze sancties zijn enkele maanden geleden door het Amerikaanse Congres wederom met 5 jaar verlengd, omdat Iran naar het oordeel van de VS nog steeds terrorisme ondersteunt en de ontwikkeling van massavernietigingswapens voortzet. Een van de grootste struikelblokken tegen elke vorm van toenadering is de ongewijzigde houding van Iran ten opzichte van Israël en het blokkeren van het vredesproces in het Midden-Oosten.

Risico’s van Khatami's derde weg

Hoewel het aanvankelijk erop leek dat de gebeurtenissen van 11 september een positieve wending konden geven aan de vijandige relatie tussen Iran en de VS, hebben de harde opstellingen van zowel president Bush als ook die van de Iraanse geestelijk leider Khamenei deze mogelijkheid geblokkeerd. President Khatami, van zijn kant, bewandelde een derde weg door zich te distantiëren van zowel de radicale uitlatingen van Khamenei als ook het Amerikaanse leiderschap in de strijd tegen het terrorisme. Het feit dat het Iraanse volk eerder de zijde van Khatami als die van Khamenei steunt is onder meer gebleken uit de reacties op enerzijds de aanslagen in de VS en anderzijds de aanvallen van de Amerikanen op Afghanistan. De toekomst moet uitwijzen of Khatami als bedenker van de ‘dialoog tussen beschavingen’ een actieve rol kan spelen in deze ontwikkelingen of dat zijn delicate positie nog verder zal worden verzwakt in het voordeel van de conservatieven.