Iran: Theocratie versus Democratie

  De ondergang van Khomeini’s erfenis

  Sepehr Joussefi

Iran na Khomeini

Anno 2000 zijn wij getuige van politieke en sociale hervormingen in Iran, die afwijken van de staatsideologie die door wijlen Ayatollah Ruhollah Khomeini na de Islamitische Revolutie in 1979 werd geïmplementeerd. De scherpe kanten van het radicale systeem zijn afgeslepen, de oppositie binnen het systeem is opmerkelijk toegenomen en veel voormalige aanhangers van Khomeini, die zijn ideeën twee decennia geleden nog omhelsden, zijn critici van het regime geworden. Tot de dood van Khomeini in 1989 werd in het sociaal-economische en politieke leven van Iran de nadruk gelegd op radicale islamisering. Khomeini stelde zich niet alleen tot doel van Iran een zuiver islamitische staat te maken, maar wilde de Islamitische Revolutie ook exporteren naar landen in de regio. Om zijn doel te bereiken, schuwde hij geen middel en was ook bereid een hoge prijs te betalen. Iran raakte zowel in de regio als in de internationale wereld geïsoleerd en veel deskundige en hoog opgeleide mensen ontvluchtten het land. Het resultaat van dit beleid werd duidelijk zichtbaar na de oorlog tussen Iran en Irak in 1988. Het land verkeerde in een sociaal-economische crisis en de Iraanse staat was zich er duidelijk van bewust dat het Iraanse volk veel ontberingen accepteerde omdat zij gevoelig waren voor de charismatische persoonlijkheid van Khomeini. Indien deze leider weg zou vallen, zou het moeilijk zijn het tot dan gevoerde beleid nog voort te zetten. Om die reden vond er in 1989 een grondwetsherziening plaats, die meer macht gaf aan de geestelijke leider. In datzelfde jaar overleed Khomeini en werd opgevolgd door Seyyed Ali Khamenei en diens voormalige presidentschap werd overgenomen door Ali Akbar Hashemi Rafsanjani. Enerzijds had deze machtswisseling tot gevolg dat Iran een geestelijke leider kreeg die veel minder legitimiteit genoot en geniet dan Khomeini. Hij had geen charisma en was voor velen niet legitiem door zijn lagere plaats in de religieuze hierarchie. Anderzijds was de nieuwe president een pragmaticus die vooral economische hervormingen door wilde voeren. Rafsanjani werd in zijn beleid gesteund door bevriende technocraten en samen waren zij bekend onder de naamKargozaran-e Sazandegi, de Dienaren van de Wederopbouw. In een vijfjarenplan wilden zij economische hervormingen doorvoeren, zonder daarbij grote veranderingen in het politieke systeem aan te brengen. Alle veranderingen werden dan ook van bovenaf opgelegd.

Een belangrijke reden voor de invoering van de hervormingen was het einde van de Iran-Irak oorlog. Tijdens de oorlog was het Iraanse volk gericht op de externe ‘vijand’ waartegen gezamenlijk opgetreden moest worden en was er geen ruimte voor interne spanningen. Met het einde van de oorlog werd de aandacht echter verlegd naar de interne problemen. Hoewel de machtswisseling van 1989 en de voorzichtige hervormingen die nadien zijn doorgevoerd geen grote politieke en maatschappelijke veranderingen teweeg hebben gebracht, openden zij wel de weg voor de veranderingen waarvan wij op dit moment getuige zijn. De persoon die leiding geeft aan de huidige hervormingen is president Seyyed Mohammad Khatami, die in mei 1997 met ruime meerderheid de presidentsverkiezingen won. Dit artikel tracht een analyse te geven van het politieke beleid van Khatami, de hervormingen die hij heeft doorgevoerd en zegt te willen doorvoeren alsmede de obstakels waarmee de hervormingsgezinden zich geconfronteerd zien.

Presidentsverkiezingen

De presidentsverkiezingen van mei 1997 vormden een unieke doorbraak in het politieke stelsel van Iran. Op een verrassende manier kreeg Khatami 30 miljoen stemmen. Dat betekent dat 70 procent van de kiesgerechtigden, op hem had gestemd. De meerderheid van de mensen die op Khatami stemden, deden dit niet omdat zij het volledig eens waren met zijn politieke programma, maar omdat hij relatief gezien acceptabeler was dan de andere drie kandidaten die zich, met toestemming van de Raad van Behoeders, verkiesbaar hadden gesteld. Indien voor de volgende presidentsverkiezingen progressievere politici als Abdollah Nouri, de afgezette liberale minister van Binnenlandse Zaken, of Hasan Yousefi Ashkevari, een dissidente hervormingsgezinde theoloog, zich kandidaat mogen stellen, bestaat er weinig twijfel dat Khatami de verkiezingen zal verliezen. Het is Khatami slechts gelukt om tijdelijk het leiderschap over een ontevreden bevolking op zich te nemen.

De verkiezingsuitslag impliceerde eerder een Nee tegen het establishment in het algemeen en tegen de geestelijke leider, Ayatollah Khamenei, in het bijzonder dan een Ja voor Khatami. De hardliners en Khamenei hadden duidelijk gemaakt aanhanger te zijn van de conservatieve geestelijke en ex-voorzitter van het parlement, Nateq Nouri. Reeds sinds zijn benoeming als geestelijk leider genoot Khamenei niet dezelfde legitimiteit als Khomeini en door zijn keuze voor de vertegenwoordiger van de conservatieven, Nateq Nouri, in 1997 boette hij nog meer aan macht in. De keuze voor Khatami was in feite een uiting tegen het despotisme van de Velayat-e Faqih, de heerschappij van de geestelijken. Bovendien hebben de presidentsverkiezingen bewezen dat mensen naar een geweldloze omwenteling streven. Zij verlangen naar geleidelijke veranderingen. Zij zijn de oorlog, het geweld, de onderdrukking en mislukte revoluties moe. Khatami kwam met een hervormingsprogramma van politieke, sociale en culturele veranderingen. Hij wijst op het belang van de wet, civil society, participatie van het volk in de politiek, respect voor burgerrechten, cultureel pluralisme, tolerantie tegenover andersdenkenden en de vrijheid van meningsuiting.

Obstakels van hervormingsgezinden

De president en religieuze hervormers proberen Iran uit het internationale isolement te halen. Terwijl politieke en economische betrekkingen met het Westen en islamitische landen als Saoedi-Arabië volgens Khomeini uit ideologische overwegingen taboe waren, vinden er op dit moment onder druk van de hervormingsgezinden regelmatig buitenlandse bezoeken plaats. In de kringen rond Khatami zijn veel hervormingsgezinden die zijn programma ondersteunen en verder willen gaan dan mooie beloftes. Khatami en zijn aanhangers worden in de uitvoering van hun beleid echter beperkt door het systeem waarin zij moeten opereren, het systeem van de Velayet-e Faqih, de heerschappij van de geestelijke, dat in de grondwet van 1979 is opgenomen. De geestelijk leider zit bovenin deze machtspiramide met aanzienlijke bevoegdheden zoals het benoemen van Foqaha, geestelijken, voor de Showra-ye Negahban, de Raad van Behoeders, het benoemen van het hoofd van de rechterlijke macht, het benoemen en afzetten van de opperbevelhebber van de Revolutionaire Garde en de legercommandanten, de formatie van de Hoogste Raad van Nationale Defensie, de verklaring van oorlog en vrede, de afzetting van de president en de verlening van amnestie aan veroordeelden (Hoofdstuk VIII, artikel 110). Naast deze bevoegdheden heeft de geestelijke leider ook de leiding over de rechterlijke macht en de media. De leider wordt door de Majles-e Khobregan, de Assemblée van Experts, gekozen. De leden van deze Assemblée worden na goedkeuring door de Raad van Behoeders door het volk gekozen. Het volk kan de leider niet direct kiezen en hem niet verantwoordelijk stellen. De leider is alleen verantwoording verschuldigd aan de Assemblée van Experts.

Volgens de grondwet is de president de op een na machtigste man van het land. De president is officieel verantwoordelijk voor de implementatie van de grondwet, het toezicht van de drie machten, en de leiding van de uitvoerende macht. Alhoewel de uitvoerende en wetgevende machten in handen zijn van hervormers, kunnen ze weinig betekenen. Enerzijds is er sprake van scheiding der machten, maar daartegenover staat de machtige positie van de geestelijk leider die in feite boven de drie machten staat. Behalve door de geestelijk leider wordt de macht van de president eveneens beperkt door de Raad van Behoeders. Deze Raad bestaat uit 12 leden, waarvan zes geestelijken door de geestelijk leider worden gekozen. De andere zes leden zijn juristen, die aan het parlement voorgedragen zijn door de Hoogste Juridische Raad. Uiteindelijk worden de leden door het parlement gekozen. Als de Majles, het parlement, een wet wil aannemen wordt deze door de Raad van Behoeders gecontroleerd op overeenstemming met de grondwet en de shari’a. Om conflicten tussen deze Raad en de Majles te voorkomen, is er een ander instituut in het leven geroepen, Majma’-e Tashkhis-e Maslehat-e Nezam,de Raad voor het Bepalen van de Belangen van het Systeem. De leden van deze Raad worden door de leider benoemd. De voorzitter van deze Raad is op dit moment de voormalige president, Rafsanjani. Deze benoeming wordt wel geïnterpreteerd als een poging van Khamenei om verdeling te zaaien onder hervormingsgezinden.

Studentenopstand

Het trage tempo waarin hervormingen worden doorgevoerd, heeft tot gevolg dat een deel van de bevolking begint te twijfelen aan de oprechtheid van Khatami's beloftes. Zij zijn van mening dat Khatami voldoende tijd geboden is om zijn mooie woorden om te zetten in daden en zij hebben geen geduld meer om nog langer te wachten. Deze onvrede over de instandhouding van de status quo uitte zich onder meer tijdens de studentenopstand van juli 1999 die door studentenorganisaties als Daftar-e Tahkim-e Vahdat, het Bureau voor de Versterking van de Eenheid, werd geleid. Tijdens een bijkomst van studenten met Khatami vroeg een studente hem waarom hij geen beroep doet op de steun van studenten die hem massaal willen steunen om veranderingen door te voeren. Een andere student heeft tijdens de studentendemonstratie geëist dat als Khatami niet in staat is om de beloofde hervormingen waar te maken, hij onmiddellijk af moet treden. Sommige leuzen van de studenten tijdens deze opstand waren direct gericht tegen de geestelijke leider. Dat betekent dat veel studenten ongeduldig zijn geworden en vergaande stappen willen nemen dan Khatami en zijn kabinet. De studentenopstand van juli 1999 was een logisch gevolg van wat eerder op het Iraanse sociale en politieke toneel was gebeurd. Dit was onder meer de arrestatie van de voormalige hervormingsgezinde burgemeester van Teheran, Gholamhossein Karbaschi, de moord op de politicus Daryoush Forouhar en andere dissidente schrijvers en politici, de onderdrukking van onder meer de religieuze hervormer Abdolkarim Soroush, en de ontbinding van de pro-Khatami krant, Salaam.

Na de studentenopstand benadrukten Khatami en de minister van Binnenlandse Zaken, Mousavi Lari, de noodzaak van de oprichting van politieke partijen die deel uitmaken van de civil society. In Iran bestaan geen officiële politieke partijen die invloed kunnen uitoefenen op het sociopolitieke beleid, terwijl het recht op de oprichting van politieke partijen in de grondwet is opgenomen (hoofdstuk 3, artikel 26). Hoewel Khatami heeft beloofd de civil society meer ruimte te geven en de grondwettelijke rechten te respecteren, is het een feit dat de gevangenissen op dit moment nog vol zitten met politieke gevangenen, journalisten en andere dissidenten en dat er nog steeds executies plaatsvinden.

Perswet als middel van machtsconflict

Nadat hervormers erin geslaagd waren de presidentsverkiezingen van mei 1997 te winnen, boekten zij hun tweede grote succes tijdens de parlementsverkiezingen van februari 2000. De aanhangers van Khatami vormen nu een ruime meerderheid in het parlement. Een belangrijke hervorming die zij op hun agenda hadden staan, was de liberalisering van de restrictieve perswet die de sluiting van 17 kranten en tijdschriften tot gevolg had. De machteloosheid van deze parlementariërs werd echter al snel duidelijk. Nadat zij de perswet tijdens een zitting ter discussie hadden gesteld, ontvingen zij een brief van de geestelijke leider met de mededeling dat gezien de politieke situatie en nationale belangen van de Republiek de huidige perswet niet door de Majles veranderd mocht worden. Vervolgens heeft de Majleshet wetsvoorstel van de nieuwe perswet een beetje veranderd of liever gezegd geherinterpreteerd. Ditmaal werd het wetsvoorstel door de Raad van Behoeders afgewezen met een verwijzing naar de brief van de geestelijke leider waarin hij gesteld had niet in te stemmen met enige verandering in de perswet. Na het conflict tussen de Raad van Behoeders en de Majles is de Raad voor het Bepalen van de Belangen van het Systeem als bemiddelaar tussen beide partijen opgetreden om tot een oplossing te komen. Gelet op de grote invloed van de geestelijke leider binnen de verschillende raden, zullen dergelijke conflicten niet snel in het voordeel van de hervormingsgezinden opgelost worden. Het conflict tussen de Raad van Behoeders en de leider met de Majles maakt de vijandschap tussen beide organen duidelijk. Door deze machtsconflicten moest Khamenei, die zich in het begin neutraal probeerde op te stellen, zijn ware gezicht tonen en werd hij gedwongen openlijk zijn mening te geven. Dit heeft niet alleen toenemende kritiek van hervormingsgezinden op het beleid van Khamenei tot gevolg gehad, maar ook van extreme en behoudende stromingen als Motalefeh en knokploegen als Ansar-e Hezbollah die zelfs de geestelijke leider en de Raad van Behoeders te matig en flexibel vinden. Zij geloven dat de Raad van Behoeders haar werk niet goed heeft gedaan, omdat die parlementariërs ondanks zijn filter in de Majles terecht zijn gekomen.

No representation without taxation

Naast genoemde obstakels wordt de democratisering van Iran ook belemmerd door economische factoren. Evenals veel andere staten in de regio is ook Iran een renteniersstaat, die ongeveer 90 procent van het BNP uit de verkoop van ruwe olie verwerft. Dit heeft tot gevolg dat de Iraanse staat slechts in geringe mate afhankelijk is van belastingopbrengsten, waardoor zij dus minder dan andere staten afhankelijk is van de steun van het volk.

Overwinningen van hervormingsgezinden

Hervormingsgezinden die proberen de Velayet-e-Faqih te verzoenen met democratisering zijn ervan overtuigd dat binnen het huidige systeem, de grondwet en de politieke structuur van de Islamitische Republiek een relatief grote ruimte beschikbaar is voor de doorvoering van hervormingen. Hervormers willen van de bestaande mogelijkheden in de grondwet gebruik maken en artikelen die de laatste twee decennia genegeerd zijn een nieuwe impuls geven. De installatie van de Islamitische Raden in februari 1999, die de lokale participatie van het volk op verschillende maatschappelijke gebieden bevorderen, vormt daarvan een goed voorbeeld. Deze Islamitische Raden zijn in de grondwet opgenomen in artikel 100 van hoofdstuk 7. Deze raden functioneren op verschillende regionale niveaus en hebben de verbetering van de sociaal-economische situatie, de gezondheidszorg en het onderwijs tot doel. De Islamitische Raden maken volgens de grondwet deel uit van de uitvoerende macht en zijn afhankelijk van de centrale wetgevende macht. Wel kunnen zij druk uitoefenen op de centrale wetgeving door hun wil te uiten en daarmee een positieve invloed op het democratiseringsproces uit te oefenen. De raadsleden worden, na goedkeuring door de Raad van Behoeders, door de lokale bevolking gekozen. De meerderheid van de raadsleden die in februari 1999 zijn gekozen, behoren tot de hervormingsgezinden en onder hen zijn ook veel vrouwen. Naar schatting is driekwart van de vertegenwoordigers aanhanger van Khatami.

Na verschillende botsingen van het parlement met de geestelijke leider en de Raad van Behoeders, hebben de hervormingsgezinde parlementariërs gesteld dat het parlement grondwettelijk gebruik mag maken van referenda. Op deze wijze kunnen zij de restrictieve maatregelen van de Raad van Behoeders eenvoudiger omzeilen bij het invoeren van hervormingen. Volgens de hervormingsgezinde parlementariërs kan het volk zich dus zelf uitspreken over hervormingen. Hervormingsgezinden hebben ondanks alle beperkingen de afgelopen jaren veel bereikt. Zij hebben een president, een kabinet, de Islamitische Raden en de Majles aan hun kant. Zij zijn er min of meer in geslaagd om de politieke isolatie van Iran in de regio en internationaal te doorbreken. De vriendschappelijke relaties tussen Iran en het Westen en Iran en Saoedi-Arabië zijn bijvoorbeeld lang niet zo goed geweest als de laatste drie jaar. Overwinningen van hervormingsgezinden hebben de politieke bewustheid binnen de Iraanse samenleving ook bevorderd. Voor het eerst in de Iraanse geschiedenis is het volk van onderaf bezig om hervormingen door te voeren. Naast politieke hervormingen is het ook van belang dat Iraanse non-gouvernementele organisaties meer macht in de samenleving krijgen. Een van de geslaagde pogingen hiertoe was de officiële heroprichting in Iran van Kanun-e newisandegan-e Iran, de Iraanse Schrijversbond, in maart 1999.

Confrontatie of stagnatie

De laatste drie jaar werd de Iraanse politiek gekenmerkt door belangrijke hervormingen: het doorbreken van het internationale isolement, de installatie van regionale Islamitische Raden en een overwegend hervormingsgezind parlement. De vraag is nu of de hervormingsgezinden binnen het huidige politieke systeem nog meer veranderingen kunnen doorvoeren. Binnen het huidige systeem lijkt het erop dat de overname van de Majles door hervormingsgezinden als het eindstadium van de hervormingen beschouwd kan worden. Er is geen hoger overheidsorgaan of positie die ze via verkiezingen over kunnen nemen. Willen zij verder gaan met de hervormingen, dan kunnen zij een directe confrontatie met de Velayet-e Faqih niet vermijden. De hervormingsgezinden zijn zich er echter van bewust dat zij een groot risico lopen met een dergelijke confrontatie met het min of meer ‘heilig’ verklaarde systeem. Zij weten heel goed dat de conservatieven eigenlijk op deze stap wachten, om vervolgens met harde hand alle hervormingen die tot op heden zijn doorgevoerd ongedaan te kunnen maken. Zolang de hervormingsgezinden erin slagen om binnen de regels van het systeem te manoeuvreren, kunnen de conservatieven theoretisch gezien weinig tegen hen doen. Dit verandert echter wanneer de grondwet wordt overtreden. Het lijkt er dan ook op dat in de nabije toekomst geen drastische veranderingen kunnen en zullen plaatsvinden. Belangrijk is wel dat Khamenei en zijn naasten weten dat Khatami een groot deel van het volk aan zijn kant heeft staan, waardoor zij zich niet afzijdig kunnen houden van alle hervormingen indien zij nog enige legitimiteit willen behouwen. Terugdraaien of dwarsbomen van reeds doorgevoerde hervormingen lijkt dan ook in geen geval realiseerbaar.

Utrecht 26 november 2000

 

Voordracht gehouden tijdens de Expertmeeting 'Mensenrechtensituatie in Iran', op  29 november 2000, in Centrum Nieuwspoort, Den Haag, georganiseerd door de Federatie Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON).